Waterland

Sinds 18 februari 2017 is de expositie “Waterland” te zien in het museum

 

Onze archief medewerker, Rob Wilders, heeft de belangrijkste feiten voor u verzameld. Volgens de huidige planning  zal de inrichting nog deze maand plaatsvinden.

 WATERLAND

30 September 1956: laatste dag van de Waterlandse tram

1 Oktober 1956: eerste dag busexploitatie

Op 30 september was het 60 jaar geleden dat de laatste trams van de NZH tussen Volendam en Amsterdam reden. De volgende dag begon de NACO met bussen te rijden.

In 1888 werd in minder dan een half jaar een trambaan tussen Edam en Amsterdam, door Monnickendam, aangelegd. Een grote prestatie als je bedenkt dat de aanleg bijna geheel met de hand werd gedaan en dat hier letterlijk de grond op het water ligt. Maar op 13 december 1888 begon de Noord-Hollandsche Tramweg-Maatschappij, de NHT, met stoomtrams te rijden.

Naast reizigers werden met de tram ook goederen, post, vee en melk vervoerd. Tussen Marken en Monnickendam voeren zeilbotters 2x per dag, die in Monnickendam aansluiting op de tram gaven. In Amsterdam-Noord lag het begin-/eindpunt van de tram op de plek waar nu de IJtunnel onder de grond gaat. Om in het centrum van Amsterdam te komen, voeren er stoombootjes tussen het eindpunt van de tram en het Centraal Station aan de stadszijde.

De eerste grote tegenslag voor de TNHT (Tweede NHT, waarin de NHT was opgegaan) was de watersnood van 1916. In de vroege ochtend van 14 januari brak de dijk van de Zuiderzee op een aantal plaatsen. Het zeewater kwam tot de oostkant van Zaandam. Uiteraard kon er tussen Edam en Amsterdam-Noord geen tram rijden, maar met haar boten kon de TNHT toch een vervangende verbinding bieden.

Een tweede grote tegenslag was de komst van de autobus. Begin 1924 ging een busdienst van start tussen Edam en Amsterdam. De bus vertrok gelijktijdig met de tram, maar was wel sneller aan de andere kant. De stoomtram mocht namelijk niet harder dan 20 km/uur rijden tussen de kernen. Reizigers gaven steeds meer de voorkeur aan de bus boven de tram. Het lukte de TNHT niet het hoofd boven het water te houden. Maar de verschillende gemeenten in Waterland wilden de tram ook niet laten verdwijnen.

Uiteindelijk bood de NZH aan om de TNHT over te nemen. Het plan van de NZH was:

  • De stoomtramlijnen tussen Amsterdam en Edam, respectievelijk Purmerend te elektrificeren;
  • De lijn van Edam te verlengen naar Volendam;
  • Op beide tramlijnen elk half uur te gaan rijden;
  • De maximum snelheid te verhogen tot 45 km/uur;
  • Parallel aan de tram mochten er geen bussen rijden.

Op 1 december 1932 kon tenslotte de gehele lijn tussen Volendam en Amsterdam, via Edam, elektrisch bereden worden.

Na de Tweede Wereldoorlog besloot de NZH de tramlijn tussen Purmerend en Amsterdam op te heffen maar de lijn Volendam – Amsterdam te handhaven. Het oude materieel zou vervangen worden door Beijnes-rijtuigen, afkomstig van de lijn Amsterdam – Zandvoort. De frequentie van de tram wijzigde in 1x per 40 minuten, in de spits 1x per 20 minuten. De aanvankelijke plannen om de baan geheel te vernieuwen, werden later teruggebracht tot de meest noodzakelijke werken. Bovendien wilde de gemeente Amsterdam een tunnel onder het IJ aanleggen, die deels onder het emplacement van de tram in Noord zou lopen.

Omdat de kosten hoger dan de reizigerinkomsten dreigden te worden, het toenemende tekort aan personeel en dat de gemeente Amsterdam de erfpacht van het emplacement in Noord in 1955 opzegde i.v.m. de tunnelplannen, deed de NZH beslissen om de tram tussen Volendam en Amsterdam te vervangen door een bus. Op 30 september 1956 had wagenvoerder L. Klaver de eer de laatste tram te mogen besturen, nadat hij ook de eerste rit met een tram in 1932 had gereden.

Twee rijtuigen zijn bewaard gebleven en staan in ons museum: motorrijtuig A14, een Métallurgique van bouwjaar 1904, wordt al jaren gerestaureerd en aanhangrijtuig BY 2 uit 1896, dat eerst achter de stoomtram en later achter de elektrische tram heeft gereden.

a14

Op zondag 1 oktober 1956 namen bussen van de NACO onder leiding van Chef Vervoer C. Klaver (what’s a name) het vervoer over. Zowel de NACO als de NZH waren inmiddels dochters van de Nederlandse Spoorwegen. En de NS beslisten dat de NACO het busvervoer in Noord-Holland boven het Noordzeekanaal zou verzorgen en de NZH onder dat kanaal zou rijden. In 1972 gingen NACO en NZH samen verder onder de naam NZH.

Naar/van Amsterdam reden drie buslijnen:

  • EF: Hoorn – Edam – Monnickendam;
  • MN: Marken – Monnickendam – Amsterdam (lijn MS via Uitdam);
  • VW: Volendam – Monnickendam – Amsterdam.

De NACO had geen lijnnummers maar gebruikte letters om de lijnen aan te duiden. Nadat het gehele alfabet gebruikt was, moest men zijn toevlucht nemen tot dubbele letters. Het vervoer op deze drie lijnen groeide eerst langzaam. Maar nadat in Edam, Volendam en Monnickendam nieuwe woonwijken waren gebouwd, begonnen de bussen, zeker in de spits, uit te puilen. Dit leidde in 1978 tot een wijziging van het lijnennet. Er kwamen sneldiensten en het aantal ritten werd belangrijk uitgebreid. Begin jaren ’80 werden naast de 12-meter bussen ook gelede bussen ingezet om iedereen te kunnen vervoeren.

In Amsterdam reden de bussen naar het begin-/eindpunt in Noord bij de pont Valkenweg. Dit bleven zij na de opening van de IJtunnel ook doen. Maar onder druk van reizigers gingen de bussen in 1969 door de tunnel naar het Waterlooplein rijden.

7

In 1972 werd dit geruild voor het begin-/eindpunt bij het Damrak en de St. Nicolaaskerk. Enkele jaren geleden verhuisden de bussen naar de nieuwe busterminal achter het Centraal Station. Over enkele jaren, in 2018, moeten bijna alle buslijnen uit Waterland-Oost na de opening van de Noord-Zuid metrolijn stoppen bij het metrostation Buikslotermeerplein. Kon in 1888 de tram niet het IJ over, straks mogen de bussen het IJ niet meer over.

In de wisseltentoonstelling in ons museum zijn dit najaar en winter foto’s en documenten te zien over de tram en bus in Waterland-Oost.

Rob Wilders

Bronnen:

  • Geert Titsing, De Waterlandse Tram 1888 – 1956
  • J.P. Albers, 1924 – 1961 De ‘Blauwe Tram’
  • Piet Jongert, De Historie van Rayon Volendam 1956 – 2005